Gallery Ysebaert | Sint-Martens-Latem


Solo Show: Radu Belcin

15.09 - 31.10.2024

Solo Show: Radu Belcin

15.09 - 31.10.2024


‘De vuurvliegjes, het is aan ons om ze niet te laten verdwijnen’

Verbeelden en herbeginnen in het werk van Radu Belcin


Prof. Em. Freddy Decreus


Vuurvliegjes en glimwormen gaan zien midden in de nacht, de natuur opsnuiven en al je
zintuigen laten prikkelen. Radu Belcin (°1978) herinnert zich zelfs nu nog de praktische
lessen van zijn leraren tekenen in het lyceum. Ze namen hun leerlingen ’s nachts mee naar
het woud en leerden hen open te staan voor de manier waarop mens, dier, plant en kosmos
met elkaar verbonden waren. Ligt hier één van de wortels van Radu Belcins sterke binding
met donkere bossen en een heldere maan, hoekstenen van de droomlandschappen die
nostalgie naar een verloren tijd en thuis opwekken? Het fabelachtige Transsylvanië, ons
westerlingen vooral bekend als oord waar Graaf Dracula verblijf hield alsook de ongetemde
Karpaten die Belcins geboortestad Brasov omsloten houden ademen in elk geval een sterk
romantische atmosfeer uit temidden een mystieke natuur waar mythen en legendes nog
steeds hele dorpen in de ban houden.


In de schilderijen van Radu Belcin blijven ouderwets aangeklede mannen, zo weggelopen
uit een traditioneel familiealbum, voorbij raadselachtige bossen trekken en er kleine
handelingen uitvoeren, verkennende rituelen, stilzwijgend, vaak met de handen op de rug.
Eenzelfde soort gezichten keert terug, de hoofden afgewend, steeds ernstig gestemd.
Gezichten ook die expressionistisch aandoen in hun grilligheid en drang naar vervorming,
vaak op het punt staand om te vervloeien in koortsige dromen, eventjes onkenbaar te
worden vooraleer op te gaan in een mystieke sterrenhemel. Veel dramatische metaforen en
sterke symbolen duiken op in de schaduw van bomen, verrassend en gevoelig tegelijk. In
chiaroscuro stijl vragen ze aandacht voor fenomenen die zich maar moeilijk laten ontcijferen,
maar die met een acuut verleden te maken hebben. Welk geheim bewaken zij, wat blijft hier
in het verborgene steken?

Zeker is dat de wereld van Radu Belcin aan het universum van het surreële grenst, een
soort donker surrealisme dat bovenop de zogenaamd bekende werkelijkheid ‘disturbing
narratives’ tekent, zoals de titel van zijn expositie in Singapore (2020) luidde. Met de mantel
van de droom wordt een nooit te vergeten verleden toegedekt, zeg maar dat realisme graag
door onirisme omarmd wordt. Doorheen een raadselachtig open venster wordt iets verteld
over de Roemeense geschiedenis, nooit als open verhaal, maar steeds poëtisch uitvergroot
in subtiele tekens en aanrakingen. Ook de kwetsuren van het intieme ik ontsnappen hier niet
aan, maar in de kunstenaar leeft blijkbaar een ontembare levensdrang en wil om te blijven
zoeken naar nieuwe handvatten voor een nieuwe wereld. Soms lijkt de figuur van het dubbel
deze eenzame queeste op te vangen, vaker echter staat het individu er alleen voor, zoekend
naar een leefbare harmonie in overgangstijden, in een wereld die constant lijkt te kunnen
veranderen. De archaïsche slogan van Heraclitus ‘Alles stroomt en niets is blijvend’ zet hier
de toon.

Terug naar de vuurvliegjes. Ook Pier Paolo Pasolini ontdekte ze, toen hij in 1941 met
vrienden de nachtelijke omgeving van Bologna doorkruiste en bosjes vuurvliegjes tegelijk
rond elkaar zag dartelen. Maar bij het beklimmen van de heuvel moesten ze dadelijk terug
dekking zoeken om niet gegrepen te worden door de zoekende schijnwerpers van het
                            fascistische Grote Licht. In zijn boek ‘Het voortleven van de vuurvliegjes’ (2009, in het                             Nederlands vertaald in 2022) stelde de Franse filosoof Georges Didi-Huberman dat de
westerse filosofie sindsdien doordrongen is geraakt van de tegenstelling tussen de vele
kleine dansende lichtjes van opstand en kritiek (lucciole) en het grote licht van één
dominerende rede en ideologie (luce). Cultuur en kunst zijn niet dood, zei hij, zelfs niet in de
leegte van deze spektakelmaatschappij die zweert bij de tirannie van het oppervlakkige licht.
We moeten vooral durven ‘ja zeggen in de van lichtvonkjes wemelende nacht, en geen
genoegen nemen met het beschrijven van het licht dat ons verblindt’.

 Zeg maar dat Belcin diep de schoot van een mysterieuze natuur duikt om uiteindelijk zelf
vonkend vuurvliegje te worden, een queeste (The Journey, 2024) die zich vaak in het
nachtelijk duister afspeelt waar deze vonkjes thuishoren. Vele van zijn recente titels spreken
over het bouwen van een nieuwe droom (‘Building the dream’, 2024; ‘A dream builder’,
2024), thans niet langer als onirisch dwaalparcours om sociale en politieke ongelijkheid mee
te omfloersen, maar directer, kleurrijker en figuratiever dan ooit. Niet toevallig is in deze
tentoonstelling in de Gallery Ysebaert die de meest recente werken van Belcin toont (haast
allemaal uit 2024) ook Building a new self opgenomen uit 2016, waar het hoofd van de vrouw
vervangen is geworden door een glinsterende blauwe blob, een dynamisch samenspel van
een traditioneel gestileerde vrouwenjurk met een onbekend soort gladde ronde vorm.


Als poëtische vlekken uitgestrooid over gezichten, aarde en natuur verschenen de laatste
jaren steeds meer van deze blobachtige kleine en grote blauwe parels. Een poëtische
manier om weer te geven hoe nieuwe emoties en gedachten opborrelen uit het
onbegrensbare menselijke vermogen om te denken, te voelen, te herinneren (Expectations,
2021)? Blauwe blobs doorkruisen de lucht, vallen neer ter aarde en begeleiden al dansend
hij die zoekt bij volle maan, onder het motto ‘Leer mij kijken’ (Learning to See, 2018).
Abstracte lichtvlekken en penseeltrekken ook alom, bewuste confrontatie met de figuratie,
momenten waarop abstractie even dreigen of beloven kan alles over te nemen.


Maar ook doorzichtige blobs, ragfijne bellen daalden over het landschap neer, soms net
groot genoeg om in de handen te worden genomen (Stars maker, 2024), soms groter en
groter, als ruimteschepen zo groot, plaats genoeg om in te schuilen en te dromen van
nieuwe sferen waarin wonen goed zou zijn. Eerst nog konden ze in stilte aanschouwd
worden vol ongeloof (The Observers, 2024), daarna volgden pogingen om voorzichtig te
bukken en het doorschijnende kleinood in handen te nemen (Garden of Thoughs, 2024).

 Geen betere manier om de komst van nieuwe artistieke lichtvonken te illustreren dan de
metamorfose letterlijk ten tonele te voeren? Wordt je hoofd plots vervangen door een
hertengewei (Illusion of Freedom, 2017) of vogelkop (Stillness II 2018), dan vloeien mens en
dier in elkaars lichamelijkheid over. Maar geen aandoenlijker metamorfose toch dan het witte
paard doorheen verschillende stadia in materie uiteen te laten vallen (de reeks
Metamorphosis, 2019-2022) en daarna in een surrealistische dubbel tegen een warme
groene achtergrond te laten aanleunen (Metamorphosis, 2024), een iconisch beeld dat
perfect past in de grote traditie van Magritte en Delvaux.


in Merged (2024) worden man en blauwe dwarrelende spiralen in elkaars wereld betrokken,
energetische draden die mens en natuur naar elkaar toe modelleren. Wat verspreid was
komt samen, aarzelend, vol ongeloof, maar pan-kosmisch. Terug naar de energie van
primaire oervormen, met grote slakachtigen (Vision, 2024) op de achtergrond, het leven in
zijn totaliteit evolutionair herdenkend.


Veel sporen van mogelijke menselijke transformatie ook, veel takken en lijnen die in de
ruimte veelhoeken tekenen en eenmaal geplaatst bovenop het oude lichaam meteen een
                            stuk structuur en ontwerp bieden voor een nieuwe mens, sober en abstract, maar illustratief genoeg.                                                   Maken we hier tastenderwijs, fluïde en hybride, de zoektocht mee naar een spiegel die niet langer                                             donker is, angst inboezemt en het initiatief terug in de handen van de mens
legt?

Verlangen wordt opnieuw geïnstalleerd, ook de vrijheid om niettegenstaande alles toch iets
zichtbaar te maken vanuit het kleine licht in de marge? Durf te denken, lijkt de kunstenaar te
suggereren, durf wijs te zijn en de moed te hebben om toch je eigen pad te gaan, de
lijfspreuk van de Verlichting achterna, sapere aude. Wanneer Belcin thans standbeelden en
bustes schildert, soms expliciet gepresenteerd tussen gordijnen, schudt hij het verleden
wakker en herinnert ons aan de provocerende kracht van wat eens was en nu nog steeds
zijn kan. Het standbeeld, meest typische representant van de ideale westerse lichaamsvorm,
slaat moeiteloos de brug tussen heden en verleden, tussen vele werelden eigenlijk, en is dus
altijd tegelijk levend en stervend. In een flits is vernieuwing mogelijk, wat doorgegeven zal
worden aan komende generaties schuilt in de glimp die het vuurvliegje even tonen zal.
Daarom heet hij ook ‘The Dreams Builder’ (2024), hij die even opduikt als in een droombeeld
gevangen, maar misschien net lang genoeg leven zal om effecten bij ons los te weken.


In 1975 keerde Pasolini terug op zijn combattieve stelling over de vuurvliegjes uit 1941.
Thans dansten er volgens hem geen vuurvliegjes meer in het vervuilde Italië dat tot puur
consumentisme was afgegleden. Dus was er ook geen plaats meer voor cultuur en
cultuurkritiek, enkel voor de apocalyps en een grenzeloos pessimisme. Maar volgens Didi-
Huberman leven vonkende lichtjes ‘ondanks alles’ voort: tegenover macht staan nog altijd
revolte en hoop, ook al is het verzet van het denken paradoxaal.


Aldus bezien neemt Radu Belcin in geheel zijn oeuvre de vrijheid om -ondanks alles-
duisternis zichtbaar te maken en zich niet terug te trekken in een wereld waar het valse licht
domineert. In de stille revolutie die zich in zijn doeken openbaart heeft hij durven ja zeggen
tegen lichtende vonkjes die de nacht van de ziel komen bedreigen. Zijn oeuvre is een feest
van lucciole, dansende lichtjes die komen en gaan, de duisternis verlichten en zich dan weer
terugtrekken, vurige dwalende zielen die ons menselijk verlangen om voluit mens te zijn
prikkelen en dan weer verdwijnen. Daarom werkt Belcins kunst bijzonder diep in op ons
collectief bewustzijn dat wij met elkaar delen als maatschappij, want uit zichzelf weet deze
niet meer dat ze leeg spektakel aan het worden is, geen groot Licht.